Over de schoonheid van de in verval geraakte begraafplaats

Misschien getuigt het van mijn morbide inslag, maar ik mag graag begraafplaatsen bezoeken. Zeker in den vreemde. De manier waarop mensen zijn begraven, vertelt veel over de cultuur en de omgang met de dood. In Ierland en ook in Noord-Ierland heb ik de schoonheid ontdekt van de in verval geraakte begraafplaats.

In ons zo overgeorganiseerde Nederland is het begraven en cremeren aan strikte regels verbonden. Het is vooral big business. Begraafplaatsen zien er over het algemeen keurig verzorgd uit. Het gras is gemaaid, de grafstenen zijn onderhouden en als er niemand meer voor je betaalt, wordt je graf geruimd. De uniformiteit die je vroeger zag op Nederlandse begraafplaatsen heeft plaatsgemaakt voor een zekere uitbundigheid en individualiteit die je ook weerspiegelt ziet in de grafstenen op begraafplaatsen. Ook na de dood mag men steeds meer als persoon gezien worden. Dat laatste is vooral belangrijk voor de nabestaanden die de herinnering aan de overledene zo lang mogelijk in stand proberen te houden. De Amersfoortse schilder Toon Tieland zei ooit tegen me dat je twee keer doodgaat. Het moment dat je fysiek sterft, maar daarnaast het moment dat de laatste persoon die herinneringen aan je heeft overlijdt. Maar misschien sterf je wel drie keer, overpeins ik als ik rondloop op de begraafplaats achter St. Patrick’s Church in Glenarm. Het moment dat je graf niet meer wordt onderhouden, je grafsteen onleesbaar wordt of omvalt, het graf door onkruid overwoekerd raakt en weer wordt ‘teruggegeven’ aan de natuur.

Aan de voorkant van deze begraafplaats bij de Church of Ireland in het Noord-Ierse Glenarm ziet alles er keurig onderhouden uit, maar als je de begraafplaats zelf betreedt, zie je een omgeving in verval. Hoogopstaand gras, brandnetels, hydra, boterbloemen en struiken te midden van grafstenen die onleesbaar zijn, scheef staan of zijn omgevallen of overwoekerd zijn met mos. De begraafplaats bevindt zich op een heuvel en op sommige plekken zijn de graven verzakt en moet je goed kijken om niet in kuilen te stappen. Recente graven zie je hier niet. Misschien worden inwoners tegenwoordig toch elders begraven en is de begraafplaats een monument in verval.

Het doet me denken aan een het Templerush Graveyard in Belcoo. een Noord-Iers grensplaatsje. De kleine begraafplaats daar lag langs de weg, niet ver van mijn camping en stond letterlijk op het punt van instorten. Een deel van de Templerush Graveyard was al met linten afgezet, vanwege instortingsgevaar van een ruïne op de begraafplaats. Ook daar de aanblik van verzakking, omgevallen grafzerken als domineestenen en het weelderig groeiend onkruid. Niets heeft eeuwigheidswaarde, ook een begraafplaats niet.

In Derry/Londonderry en ook in Dublin heb ik grote begraafplaatsen gezien met protserige monumenten en met veel Ierse geschiedenis. Maar ook op deze begraafplaatsen waren plekken te vinden waar het verval had ingezet. En vooral dat verval op begraafplaatsen kan mij bekoren, heb ik hier ontdekt. Zelf denk ik dat het een soort 19 eeuwse romantische hang is naar de vergankelijkheid van elk leven en streven: een besef van de eindigheid van het leven. Van nature heb ik denk ik iets meer memento mori in me dan carpe diem. Alhoewel ik dat tijdens deze reis probeer in te halen, maar het ’gedenk te sterven’ komt op gezette tijden hier op het eiland Ierland ook voorbij schuiven.