Rosslare, here I come (almost)

Nog vier dagen dan hoop ik Ierse grond onder mijn voeten te voelen. En dat na een bootreis van maar liefst 19 uur. Donderdagavond 5 april om 21.30 uur vertrekt er een boot vanuit Cherbourg die mij moet brengen naar Rosslare. Het wordt de tweede keer in mijn leven dat ik Rosslare aandoe. De eerste keer is meer dan 35 jaar geleden…. Ik zat nog de Lerarenopleiding in Zwolle waar ik Nederlands en Engels studeerde. In het kader van een zes weken lange stage was ik samen met twee studiegenoten geplaatst op een teacher training college in Carmarthen (Wales).
 
Ik weet nog dat ik daar van wat Britse studiegenoten hoorde over een speciale aanbieding: een bezoek van 1 dag aan Ierland voor omgerekend zo’n 30 gulden. Met de boot van Fishguard in Wales naar Rosslare in Ierland. Midden in de nacht vertrekken en de volgende dag weer laat aankomen in Wales. Ik was nog jong en onbezonnen in die tijd…
 
Na ’s nachts de Ierse Zee ‘bedwongen’ te hebben, kwam ik ’s morgensvroeg aan in In Ierland. Ik wilde liften, misschien wel naar Dublin en dan weer terug naar Rosslare. Maar het duurde best lang voor ik mijn eerste lift kreeg. Ik belandde in het plaatsje Wexford een kilometer of 15 verderop en durfde eigenlijk niet veel verder te gaan, want ja ik moest wel weer terug om ’s avonds de boot niet te missen. In Wexford heb ik een beetje rondgewandeld over Main Street, scones gegeten en een boekje gekocht van toneelschrijver Sean O’Casey en ben toen maar weer terug gelift naar Rosslare.
 
Het werd nog een lange, regenachtige dag herinner ik me, die ik deels doorbracht in een pub vlakbij de haven, alwaar ik te midden van luidruchtige Ieren menig pintje achterover heb geslagen. Ook nog fijn gewandeld aan het strand. Lekker rustig ook, geen Ier gezien daar, alhoewel het weer daarin ook een rol kan hebben gespeeld, want het regende en waaide dat het een aard had. Het blijft ten slotte wel Ierland.
 
De terugreis was net zo spectaculair als de hele reis ernaar toe teleurstellend was. Diep in de nacht kwam ik weer aan in Fishguard, waar ik bij de uitgang van de boot mijn duim opstak in de hoop een lift te kunnen krijgen. Een prachtige raceauto met een lichtelijk aangeschoten – zeg maar gerust dronken – automobilist stopte al snel, en bood mij een lift aan. Ik had de man ook al aan boord gezien toen hij net iets te luidruchtig met zijn geaffecteerd Brits accent aanwezig was – het glas in de hand – bij de onvermijdelijke Blackjacktafel aan boord. Het raampje van zijn ronkende sportauto half geopend, vertelde hij me dat hij me natuurlijk graag naar het teacher training college in Carmarthen brengen, waar ik logeerde. Het was donker, Fishguard was om 2 uur ’s nachts verlaten en de combinatie van gratis en snel had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij. .. Dus, opende ik het rechterportier en nam plaats naast de bestuurder.
Gaandeweg de rit kreeg ik het toch enigszins ‘warm’ en dat was niet alleen van de snelheid waarmee wij linksrijdend over de Britse achteraf weggetjes ons een weg baanden in de diepdonkere nacht. Het had ook te maken met het soort opmerkingen die de man begon te maken. Wist ik bijvoorbeeld dat ‘Amsterdam a gay city’ was? en waren niet alle Hollanders gay? Ik begreep aanvankelijk niet waarop de man doelde. Natuurlijk had ik uit mijn Engelse woordenboekje geleerd dat gay vrolijk was, dat het woord ook een andere betekenis had, drong op dat moment niet tot mij door. ‘Nee’, oreerde ik in mijn beste Engels ‘Not all people in Holland are happy’. Al snel drong de naïviteit van deze opmerking zich in alle hevigheid aan mij op. ‘No, I mean homosexual!’, zei hij betekenisvol.
Daar zat ik dus, opgesloten in een sportauto samen met een Britse homo, die wilde weten of ik ook gay was. Het was nog minstens een uur rijden naar Carmarthen. Onderwijl vertrouwde de man mij ook nog toe dat hij een vriend van Prince Charles was en met hem polo had gespeeld. Wat hij verder allemaal met Charles had uitgevreten, heb ik hem niet meer gevraagd. Ik werd op dat moment te zeer in beslag genomen door andere preoccupaties. Voortrazend over donkere landweggetjes in Wales, besefte ik dat ik me – vanwege meerdere redenen – in een uiterst penibele situatie bevond en dat ik me zo koest mogelijk moest houden. Ongetwijfeld over koetjes en kalfjes pratend, heb ik op de een of andere manier in ongeschonden toestand Carmarthen bereikt, waar de man mij uiterst hoffelijk afleverde bij de plek waar ik moest zijn. Na die tijd heb ik nooit meer ’s nachts gelift: één dronken Britse homo was ‘more than I could take’.