The Great War en de kunst van het herinneren

Tijdens mijn reis door het Verenigd Koninkrijk ben ik legio herdenkingsmonumenten tegengekomen voor de Great War, de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Ruim 700.000 Britten, vaak jonge mannen in de bloei van hun leven, sneuvelden. Vele anderen raakten voor de rest van hun leven lichamelijk of geestelijk verminkt. De slachtoffers waren jongens en mannen uit alle geledingen in de maatschappij en uit alle delen van het Verenigd Koninkrijk, maar ook uit Ierland. Daarnaast was er een flink aantal slachtoffers uit andere delen van het Britse Commonwealth, uit landen als Australië, Canada, maar ook India. Het is vooral de Eerste Wereldoorlog die zich in het Britse bewustzijn heeft genesteld. De doden in de Tweede Wereldoorlog lijken soms een aanhangsel bij die van de Eerste Wereldoorlog.

Door John Spijkerman

In het Verenigd Koninkrijk wordt de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog levend gehouden, Een belangrijk moment is Remembrance Day, als er overal in het Verenigd Koninkrijk parades worden gehouden, er poppykransen worden gelegd en de doden worden herdacht. Remembrance Day valt dit jaar op zondag 11 november en is het een extra bijzondere viering. Het is precies 100 jaar geleden dat aan het westelijk front de wapens zwegen en de Eerste Wereldoorlog, die zich had ontwikkeld tot uitputtingsslag, tot een einde kwam.
.
Het enthousiasme waarmee de oorlog in 1914 verwelkomd werd, is voor ons vandaag de dag moeilijk te begrijpen. Het zou ‘ein frischer fröhlicher Krieg’ worden, schreeuwden de Duitsers. ‘Home by Christmas’ dachten de Britten. In werkelijkheid werd het in het westen een loopgravenoorlog die bijna vierenhalf jaar duurde.
Aan het oostfront boekten de Duitsers uiteindelijk meer successen, maar omdat het Duitse Keizerrijk tegen het einde van de oorlog zelf bezweek, konden de Duitsers niet profiteren van de overwinning op Rusland. Een Rusland dat zelf ook nog eens in een revolutie terecht was gekomen, waar de tsaar en zijn familie was afgezet en later werd geëxecuteerd en waar de Bolsjewieken onder leiding van Lenin en Trotski de macht grepen.

Elke Britse plaats heeft wel een monument met daarop de namen van de soldaten uit die plaats die er gesneuveld zijn tijdens de Great War, zoals de oorlog wordt genoemd. Meestal liggen die monumenten in het centrum van het dorp. Vaak gaat het om een beeld van een staande Britse soldaat, helm op en met gebogen hoofd met rechtopstaand geweer. Bij de monumenten liggen vaak poppykransen van plastic en kleine houten kruisjes met namen ter nagedachtenis aan hen die stierven. De klaproos, de poppy, die op de velden in Vlaanderen groeide waar werd gevochten, is het nationale symbool bij uitstek geworden.

‘Lest we forget’
Tegenwoordig staan er in veel Britse dorpen en steden ook metalen bankjes met daarin in silhouetvorm verwerkt, een Britse soldaat. In 2016, honderd jaar na de catastrofaal verlopen slag bij de Somme, zijn er veel van dit soort bankjes geplaatst in het Verenigd Koninkrijk. Wat ook opvalt, is dat geprobeerd wordt de individuele soldaat een gezicht te geven. Met naam en toenaam wordt er iets verteld over een gesneuveld stad- of dorpsgenoot die zich tijdens de oorlog heeft onderscheiden en krijgt een anonieme massa slachtoffers een meer persoonlijk gezicht.

Robert Quigg
In het Noord-Ierse Bushmills lees ik het verhaal van Robert Quigg. Hij wordt geëerd met een standbeeld waarop hij is afgebeeld als jong militair met snor en geweer. Zijn heldendaad is dat hij zeven gewonde kameraden uit de gevechtslinie sleepte naar het veilige achterland. De tragiek is dat de persoon waar hij eigenlijk naar op zoek was, luitenant Henry Macnaghten, nooit werd gevonden.
In Workington in Cumbrië is een gedenksteen geplaatst voor James Alexander Smith. De gedenksteen staat bij het stationshek. Deze 33-jarige soldaat kwam uit Workington en ‘verdiende’ op 21 december 1914 het Victorian Cross. Ik lees dat hij ‘vrijwillig’ zijn loopgraaf verliet om een gewonde man in veiligheid te brengen die al 15 uur gewond lag in de buurt van de Duitse loopgraven. Op dezelfde dag verliet hij opnieuw zijn loopgraaf om – onder vijandelijk vuur – een andere gewonde man in veiligheid te brengen. Voor die heldendaden kreeg hij het Victorian Cross en werd een held in zijn geboorteplaats. Hij raakte gewond en werd naar huis gestuurd waar hij een heldenontvangst kreeg en 25 sovereigns (tegenwoordig 25 pond) ontving van de burgemeester.
In het nabijgelegen Maryport is de aandacht gericht op Edward Benn (Ned) Smith. Op een bankje bij de haven staat een klein monumentje. Als 19-jarige ontving Ned Smith het Victorian Cross en de ‘Distinguished Conduct Medal’. Ook weer vanwege ‘outstanding bravery’ en zijn dappere voorbeeldfunctie tijdens de gevechten aan het westelijk front in augustus 1918. Toen hij na de oorlog terugkwam naar Maryport, werd hij verwelkomd door een menigte van 6000 personen. Tragisch is dat hij in 1940, inmiddels luitenant, werd doodgeschoten in Frankrijk.

De beleving van The Great War verschilt in het Verenigd Koninkrijk. In Ierland wordt in de Republiek Ierland en in Noord-Ierland verschillend tegen de Eerste Wereldoorlog aangekeken. In Schotland is er in de monumenten aandacht voor de specifieke rol van de Schotse soldaten. En heel Engeland staat vol met grotere en kleinere monumenten voor de slachtoffers. ‘Lest we forget’.

Ierland
Ierland bestond in 1914 nog niet als onafhankelijke staat en was onderdeel van het Verenigd Koninkrijk. Zowel in het zuiden als in het noorden van Ierland meldden zich in 1914 vrijwilligers aan om te strijden in het Britse leger. Er waren Ierse bataljons en divisies die in Noord Frankrijk streden. In het katholieke Ierland werd steun aan de Britten als een manier gezien om zelfbestuur – Home Rule – voor Ierland te krijgen. In het noorden van Ierland waren de protestanten de dominante factor. Zij identificeerden zich met het Verenigd Koninkrijk en zagen de oorlog als een manier om hun loyaliteit aan het Verenigd Koninkrijk te tonen.
De Paasopstand die in 1916 in Dublin uitbrak – en die door de Britten met harde hand werd onderdrukt – veranderde op termijn alles. Het betekende een beslissende impuls voor het Ierse onafhankelijkheidsstreven. Toen de Ierse soldaten na de oorlog weer thuiskwamen, was het niet heel populair om te zeggen dat je in The Great War aan de kant van de Britten had gestreden. Vooral niet omdat er op dat moment in Ierland een oorlog tegen de Engelsen werd uitgevochten. Daardoor kregen de Ierse soldaten niet de erkenning en eer die zij in de rest van het Verenigd Koninkrijk wel kregen. Na het ontstaan van de Ierse Vrijstaat (1922) en de burgeroorlog was er in Ierland geen ruimte voor het herdenken van de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Monumenten voor de slachtoffers van die oorlog zijn schaars.

Noord-Ierland
Heel anders ligt dat in Noord Ierland. Voor de protestanten in Noord-Ierland was de Eerste Wereldoorlog de manier bij uitstek om hun loyaliteit aan het Verenigd Koninkrijk te tonen. De doden waren gestorven voor het Verenigd Koninkrijk. Maar net als bij andere historische gebeurtenissen zoals de belegering van Derry in 1688, wordt de Eerste Wereldoorlog gebruikt – of misbruikt – om de link naar het heden te maken. Ook in het heden is er nog steeds een vijand. Waakzaamheid is op zijn plaats. De Noord-Ierse protestanten worden nog steeds belegerd en is het zaak om te strijden voor het behoud van het Verenigd Koninkrijk, dat onlosmakelijk verbonden is met die Noord-Ierse identiteit.

In Schotland is de herdenking van de Eerste Wereldoorlog een stuk soberder dan in Noord-Ierland en Engeland. Soms staat er een beeld van een soldaat in Schotse rok, soms staat er alleen een obelisk. Wat hetzelfde is, zijn de namen van de mannen die tijdens de oorlog vielen. En in Engeland zelf zijn de monumenten ter nagedachtenis aan de Eerste Wereldoorlog veel groter en pompeuzer, zoals ik bijvoorbeeld heb gezien in Blackpool, Southport, Liverpool en Londen.
Ondanks alle heldenmoed was de loopgravenoorlog in het westen was helemaal niet heroïsch of mooi. De Eerste Wereldoorlog lijkt vooral een zinloze slachtpartij. Maar op de monumenten her en der in het Verenigd Koninkrijk wordt nog steeds aangegeven dat de soldaten stierven voor onze vrijheid. Dat is begrijpelijk. De constatering dat al die jonge mannen zinloos en voor niets zijn gestorven, is nog steeds ondragelijk.